Lieve Aliassers,

Gaat de diesweek bij jullie ook zo snel voorbij? Bij ons in ieder geval wel, want nu alweer is het vrijdag! Ook deze week staat de Alalos Online voor je klaar met een mooi artikel. Onze eindredacteur Joëlle vertelt jullie alles over haar ervaringen met festivals, in haar Afzien van festivalrampen. Wat die titel te maken heeft met haar ervaringen? Lees maar snel verder… Veel leesplezier!

“Toen een van mijn vrienden me laatst appte om me mee te vragen naar Down The Rabbit Hole 2021, heb ik toch vriendelijk bedankt.”

Met het vooruitzicht van vaccinaties en de toenemende productie van sneltesten, komt het steeds meer in zicht: het festivalseizoen 2021. Al sinds februari worden op grote schaal testevenementen georganiseerd om te onderzoeken wat er nodig is om festivals door te laten gaan in coronatijd, met meer enthousiasme dan dat de UU fysieke lessen organiseert. Ik kijk ook zeker uit naar een tijd dat we van iets meer vrijheid en zomerpret kunnen genieten, maar tegelijkertijd heeft quarantaine me doen realiseren waar mijn prioriteiten liggen. En nu kan ik eindelijk eerlijk toegeven: ik geef geen bal om festivals.

Nu ben ik denk ik nooit zo’n feestbeest geweest: ik zit liever dronken op het strand onder de sterrenhemel dan zwetend in de club. Toch heb ik mezelf op een bepaald punt in m’n leven wijsgemaakt dat ik heel erg houd van uitgaan, gewoon omdat ik het idee had dat dat is wat je hoort te doen als je nog jong bent. En ik vond dat ik minstens één keer in mijn leven een festival weekend meegemaakt zou moeten hebben, en dan specifiek Lowlands. Ik had daar als kind al de spannende verhalen van mijn oudere broer en zus over gehoord, en ik kon niet wachten tot ik oud en zelfstandig genoeg was om zelf naar een festival te gaan. Maar helaas was mijn Lowlands weekend alleen maar gevuld met rampen.

De herres begon al in de ochtend: was ik met mijn vrienden vroeg opgestaan om de lange rijen voor de ingang te voorkomen, kwam de bus twee uur te laat opdagen. Hierdoor kwamen we toch klem te zitten in een enorm cluster van festivalgangers. Nadat we drie uur lang in de brandende zon tergend langzaam naar voren waren geduwd, kwam nog de uitdaging om een kampeerplekje te vinden. Ik dacht slim te zijn geweest door mijn rolkoffer mee te nemen, maar dit haalde niks uit op de trappen en onverharde wegen waarover we onze weg probeerden te vinden. Tot overmaat van ramp scheurde het hengsel van de plastic tas waarin ik m’n kussen droeg, waardoor ik deze onhandig op m’n koffer moest balanceren, samen met mijn slaapzak en m’n tent. Na uren lopen bleek zowat elk plekje bezet te zijn: behalve een klein plekje op de hoek van de ingang naar het festivalterrein. Omdat dit de beste optie leek en we op dit punt ook te moe waren om nog iets anders te zoeken, namen we het maar voor lief.

We zaten nu ongeveer een steenworp afstand van alle speakers en dronkenlappen die tot vroeg in de ochtend doorgingen met feesten. Om toch nog wat slaap te krijgen gooiden ik en m’n vrienden ‘s nachts aangekomen bij onze tenten nog een aantal shotjes achterover, tot we onszelf in een soort kunstmatige coma hadden gewerkt. En wanneer na 6 uur ‘s ochtends het dreunen van de muziek eindelijk stopte, werden we wakker van de menigte mensen die terugstroomde van het festivalterrein. Ik trok nog het kortste stokje door met mijn tent op het uiterste puntje van de hoek te belanden, waar iedereen de bocht afsneed. Om mijn vernedering te versterken toen ik overdag rustig in m’n tent zat te lezen, begon een aangeschoten jongen tegen mijn tent te duwen, blijkbaar onder de indruk dat er niemand in zat, terwijl hij lacherig riep naar zijn vrienden: “Hé, hoe kut is ’t als je tent hier staat?’

Tegen het einde van het weekend waren we allemaal vermoeid, modderig en was een groot deel van onze kleding doorweekt (omdat het bijna continu had geregend). Omdat we absoluut niet weer in de rij wilden staan op de terugweg, besloten we de laatste dag een vriend te bellen, die zo aardig was om ons die avond op te halen. Maar toen hij aan kwam rijden in een piepklein autootje, wisten we dat de terugreis nog niet zo makkelijk zou worden als gedacht. Met grof geweld en heel veel proppen lukte het uiteindelijk om vijf mensen, vier tenten, vier koffers en vier kussens in een auto te proppen niet veel groter dan een Kanta. Ik kon niks zien, en moeilijk ademen, maar uiteindelijk werd ik toch veilig en opgelucht afgezet op het treinstation. Eenmaal thuis aangekomen kreeg ik spontaan drie dagen koorts om bij te komen van alle heisa.

Dus toen een van mijn vrienden me laatst appte om me mee te vragen naar Down The Rabbit Hole 2021, heb ik toch vriendelijk bedankt. Nee beste Aliassers, ik hou best van een beetje gezelligheid, maar die festivalmanie zal ik nooit begrijpen. Als de coronacrisis voorbij is ga ik lekker genieten van mijn vrijheid in een rustig park, met een biertje en een paar vrienden.

Joëlle Grotendorst

0
    0
    Winkelmandje
    Winkelwagen is leegTerug naar webshop