Het 34e Aliasbestuur is in deze tijden iets minder zichtbaar dan normaal. Ons geliefde hok is dicht en fysieke borrels zijn tijdelijk niet mogelijk. Toch proberen we tijdens (online) activiteiten ons gezicht te laten zien en in contact te blijven met jullie allemaal. Nu is het in deze tijden even anders, maar nog steeds kunnen jullie lezen over wat zich verder achter de schermen afspeelt in de wekelijkse bestuursblog! In deze blog vertelt Silke over de vensterbankmusea-ervaring.
Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar voor mij is de hype van de Ommetje app inmiddels al wel voorbij. Begrijp me niet verkeerd, ik denk nog steeds dat een rondje lopen erg goed is voor een mens en ik doe het zelf ook nog steeds regelmatig, maar het hele ‘IK MOET MIJN WANDELSTREAK BEHOUDEN OF ANDERS STERF IK’ gevoel heb ik niet meer echt. Wel heb ik gemerkt dat doordat ik opeens zo’n fanatieke wandelaar ben geworden ik een nog grotere haat voor fietsen heb ontwikkeld dan ik al had. Ik heb nooit kunnen begrijpen wat iemand nou echt leuk kan vinden aan fietsen. Je gaat te snel om goed om je heen te kunnen kijken, je gaat te langzaam (in mijn geval) om het sporten te kunnen noemen, mensen kijken niet uit hun doppen, stoplichten bestaan, zweet bestaat, ik heb al maanden geen licht want ik ben te lui om Swapfiets een bericht te sturen etc. etc. Het komt er eigenlijk op neer dat lopen (of het OV) simpelweg in elk opzicht beter is dan fietsen.
Voordat de wereld verging had ik echter een bepaalde noodzaak om te moeten fietsen, want ondanks dat ik de tour de France niet ga winnen ben ik op de fiets nog altijd sneller dan met de benenwagen. Tijd was destijds nog een factor en aangezien ik toen nog van werk, naar college, naar andere afspraken racete kon ik mijn fiets niet missen. Overigens, in mijn beleving was fietsen toen nog veel makkelijker, maar dat zal tussen mijn oren zitten. Maar goed, wat ik nu eigenlijk wil zeggen is dat mijn perceptie van wat een ommetje en wat een wandeling is, flink is veranderd. Als ik ‘vroeger’ zag dat een route meer dan 10 min lopen was, dan pakte ik toch de fiets. Tegenwoordig is 45 min wandelen om ergens iets op te halen meer dan redelijk. Vooruitgang! Of naja, waarschijnlijk is het geboren uit het feit dat ik toch niks beters te doen heb en kan ik het beter wanhoop noemen, maar dat is bijzaak.
Zoals ik al eerder zei, vind ik een van de nadelen van fietsen dat je niet zo goed om je heen kunt kijken terwijl je fietst. Tuurlijk, je kan een beetje mensjes kijken als het niet zo druk is op straat en opmerken dat het zonnetje schijnt zal ook nog wel lukken. Maar ik heb het hier niet zozeer over rondkijken, maar eerder over rondneuzen. Laat rondneuzen, naast wandelen natuurlijk, nu net mijn nieuwe favoriete hobby zijn. Ik wandel dan ook niet graag in het bos of over een of ander landweggetje bij het water. Naast het feit dat de kans daar aanzienlijk groter is om vermoord te worden, ontbreken daar ook de vensterbankmusea waar ik de laatste tijd zo dol op ben geworden.
Met vensterbankmusea bedoel ik het soort vensterbanken dat bewust lijkt ingericht om de rondneuzende voorbijganger te amuseren. Je kent ze wel. Vaak zijn de gordijnen dicht of hangt er iets anders gedeeltelijk voor de ruit zodat je niet meteen het hele huis binnenkijkt als je voorbijloopt. Alle spulletjes op de vensterbank zijn naar buiten gedraaid en lijken minutieus gecureerd en neergezet om mij als frequent vensterbankmuseum-bezoeker de beste ervaring te kunnen geven. Soms hangt er een activistisch pamflet voor het raam, soms een briefje met de instructie dat men maar beter kan kloppen en soms hangt er zelfs alleen een telefoonnummer, dat valt dan in de meer abstracte categorie. Soms hangen er daadwerkelijk schilderijen, vaak naar de hand van de huiseigenaar, soms staan er hele verzamelingen aan grappige beeldjes, soms zijn er zelfs hele spelletjes met instructies bedacht. Zo heb ik laatst, ergens aan de Oudegracht, een klein bruin hondje moeten vinden in een zee van andere miniatuurfiguurtjes. ‘Vind het bruine hondje’ las dat briefje voor het raam. Simpel, maar ik lieg niet als ik zeg dat het mijn dag had gemaakt. Een stukje verder zag ik de grootste verzameling aan KLM-huisjes die ik ooit heb gezien, netjes op een rijtje met de gevels naar buiten gedraaid. Het feit dat iemand er bewust voor kiest eerder de mensen die langslopen van zijn verzameling te laten genieten in plaats van hemzelf, vind ik gewoon een heel leuk idee. Waar ik nog meer blij van word is wanneer er een lichte verkleuring is op te merken aan de spulletjes voor het raam. Ik heb dan het idee dat ze er al heel lang staan en dan voelt het allemaal net écht een museum. De vensterbankmuseum-ervaring is echter pas echt compleet als er ook een suppoost aanwezig is. In het geval van vensterbankmusea wordt die rol vaak vervuld door een kat en als je echt geluk hebt door een hondje. Ze kijken je vaak aan alsof je van plan bent de ‘kunstwerken’ in de vensterbank vanachter hun raampje te komen stelen en als je niet blij wordt van een chagrijnig kattenhoofdje dat je nakijkt dan weet ik het ook niet meer.
Als ik een vensterbankmuseumjaarkaart kon kopen dan zou ik dat doen. Ik weet niet hoe dat in de praktijk in zijn werk zou gaan, maar ik wil er toch een. Ook zou het meer dan enig zijn als elk vensterbankmuseum ook een kleine museumshop had. Dan zou ik briefjes met telefoonnummers, kleine bruine hondjes of KLM-huisjes mee kunnen nemen als souvenir. Dan zou ik al die souvenirs op mijn eigen vensterbank kunnen zetten en zo het eerste vensterbankmuseum-vensterbankmuseum kunnen creëren.
Silke Kamp
No responses yet